Pensioen Alfabet
Dankzij de deskundige inbreng van pensioenkenner Brord Wehmeyer is er een zeer praktische en waardevolle Verklarende Woordenlijst beschikbaar.
De lijst is voor alle VUG-leden die in de vele pensioenbegrippen, -afkortingen en het vakjargon soms de weg dreigen kwijt te raken!
U kunt deze lijst raadplegen door er doorheen te scrollen, door de zoekfunctie van uw computer te gebruiken (Voor Windows Control + F, voor Mac Command + F), maar u kunt ook de zoekfunctie van deze website gebruiken.
A | |
Aandeel | Bewijs van deelneming in het kapitaal van een bedrijf dat aan de beurs genoteerd staat. Bij aankoop van een aandeel wordt de koper mede-eigenaar van dat bedrijf. Aandelenbezit geeft het recht om te delen in de winst (dividend) en mee te praten over het beleid van de onderneming. Aandelen kunnen deel uitmaken van een beleggingsfonds. |
Aanspraakgerechtigde | Deelnemer met een recht op een pensioenaanspraak. |
Aanvullend pensioen | Hiermee wordt meestal het ouderdomspensioen bedoeld dat via de werkgever is opgebouwd. Dient als aanvulling op de AOW-uitkering. In termen van de Pensioenwet gaat aanvullend pensioen ook over arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen. |
Actieve deelnemer | De werknemer of beroepsbeoefenaar die momenteel pensioen opbouwt in de pensioenregeling bij de huidige werkgever. In tegenstelling tot een gewezen deelnemer of ‘slaper’ die geen pensioen meer opbouwt (en waarvan het opgebouwde pensioen blijft staan tot de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. |
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (Abtn) | Pensioenfondsen moeten op basis van de Pensioenwet (PW) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB) een actuariële en bedrijfstechnische nota (Abtn) opstellen, waarin algemene criteria zijn opgenomen die aangeven waar een pensioenfonds zijn (financieel) beleid op baseert. De Abtn gaat in op:
|
Actuariële waardering | De waardering van een pensioenfonds, berekend op basis van kosten, opbrengsten en verplichtingen. |
Algemeen Pensioenfonds (APF) | Het APF (sinds 1 januari 2016) is een nieuw soort pensioenfonds dat bundeling van een aantal uitvoeringsaspecten van pensioenregelingen mogelijk maakt. Achtergrond van het ontstaan van het APF is primair de consolidatiewens van pensioenfondsen. Door de introductie van een gescheiden uitvoering in een APF van meerdere pensioenregelingen in verschillende compartimenten kunnen schaalvoordelen (ook in de governance) worden gerealiseerd waarmee bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten kunnen worden beperkt. |
Algemene Nabestaandenwet (Anw) | De Algemene Nabestaandenwet voorziet in uitkeringen bij overlijden aan de man of vrouw met wie de overledene gehuwd was of ongehuwd samenwoonde. Keert ook uit aan de ex- echtgenoot/-echtgenote aan wie de overledene alimentatieplicht had, en aan kinderen die door het overlijden ouderloos zijn geworden. Het recht op een Anw-uitkering is afhankelijk van eigen inkomen, leeftijd, gezinssamenstelling en mate van arbeids(on)geschiktheid van de nabestaande. |
Algemene Ouderdomswet (AOW) | De Algemene Ouderdomswet regelt de ouderdomsvoorziening waarop iedere Nederlander vanaf zijn/haar AOW-ingangsdatum (tot voor kort 65 jaar maar inmiddels jaarlijks stijgend gerelateerd aan het geboortejaar). recht heeft. Iedere Nederlander die tussen zijn of haar 15e en 65e levensjaar in Nederland woont, bouwt jaarlijks 2% AOW op. Wanneer iemand gedurende deze periode in het buitenland woont, heeft dit gevolgen voor de AOW-uitkering. Voorbeeld. Iemand woont vijf jaar in het buitenland. Dan wordt na het 65e levensjaar (5 x 2%) 10% ingehouden op de AOW-uitkering. |
Algemene Verordening Gegevensbescherming | Verordening die vanaf 25 mei 2018 van kracht wordt waarin eisen worden gesteld aan de bescherming van persoonsgegevens. |
ALM (Asset Liability Management) | De term asset liability management (ALM) wordt gebruikt in de beleggerswereld en is te omschrijven als: het proces van het verkrijgen van inzicht in de onderlinge afhankelijkheden in de ontwikkeling van rechten en verplichtingen van een organisatie. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een pensioenfonds behulpzaam zijn bij het kiezen van de juiste beleggingsmix. |
AOW-leeftijd | De leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd wordt elk jaar met stappen verhoogd en is daardoor niet voor iedereen hetzelfde. De AOW-leeftijd hangt per persoon nu af van de geboortedatum. |
Arbeidsongeschiktheidspensioen | Uitkering, verbonden aan de pensioenregeling, die uitgekeerd wordt als een werknemer tijdens zijn/haar arbeidzame leven arbeidsongeschikt wordt, als aanvulling op de WIA. De WIA stopt op het moment dat de AOW-leeftijd wordt bereikt. Het arbeidsongeschiktheidspensioen stopt uiterlijk op het moment dat de pensioenleeftijd wordt bereikt en het reguliere pensioen ingaat. |
Autoriteit Financiële Markten (AFM) | De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is belast met het houden van gedragstoezicht op de financiële markten en financiële instellingen, waaronder pensioenfondsen. |
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) | De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van de wettelijke regels voor bescherming van persoonsgegevens. Tot zijn toezichtstaak rekent de AP onder toezicht diverse activiteiten, zoals onderzoek doen en ook adviseren over nieuwe regelgeving. |
B | |
Basisregistratie Personen (BRP) | Opvolger van de Gemeentelijke basis administratie (GBA), waarin zowel alle personen in Nederland zijn opgenomen, als mensen met een BSN-nummer die in het buitenland woonachtig zijn. |
Bedrijfstakpensioenfonds (Bpf) | Een bedrijfstakpensioenfonds voert een pensioenregeling uit voor één of meer bedrijfstakken. In principe zijn alle werknemers en soms ook een aantal zelfstandigen uit die bedrijfstakken voor hun pensioen aangesloten bij dit bedrijfstakpensioenfonds. Bij een bedrijfstakpensioenfonds is meestal een flink aantal werkgevers aangesloten. Soms zijn die werkgevers volgens een CAO verplicht om zich aan te sluiten, maar meestal zijn ze verplicht krachtens de wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet Bpf 2000). |
Beleidsdekkingsgraad | Op grond van de Pensioenwet moeten pensioenfondsen hun beleidsbeslissingen baseren op de beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraden over 12 maanden |
Beschikbare premieregeling | Pensioenregeling waarin de hoogte van de uitkering afhankelijk is van de betaalde premie en de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten. Pas bij pensioneren wordt de hoogte van het pensioen vastgesteld. Deelnemers kunnen kiezen tussen een vastgestelde (stabiele) of een variabele uitkering. Verschil met de de uitkeringsovereenkomst is dat daar eerst de pensioenhoogte wordt vastgesteld en vervolgens de premie die daarvoor nodig is. |
Bestuur pensioenfonds | Een ondernemingspensioenfonds heeft een paritair, een onafhankelijk of een gemengd bestuur. Indien een pensioenfonds een gemengd bestuur heeft, dan is dit een paritair gemengd bestuur, een onafhankelijk gemengd bestuur of een omgekeerd gemengd bestuur. |
Bestuursmodellen (pensioenfondsen) | Bestuursmodellen pensioenfondsen verwijzen naar de inrichting van de rechtspersoon met de volgende drie hoofdmodellen:
|
Bijzonder nabestaandepensioen | Als na een scheiding de ex-partner die deelnam aan een pensioenregeling overlijdt, heeft de andere partner recht op (een deel van) het nabestaandenpensioen. Na een scheiding wordt dit pensioen een bijzonder nabestaandenpensioen genoemd. |
C | |
Centrale tegenpartij | CCP is de afkorting van central counterparty ofwel centrale tegenpartij - ook wel central counterparty clearing house genoemd. Een CCP is een partij die vaak betrokken is bij de afwikkeling van effecten- en derivatentransacties, vooral als deze zijn uitgevoerd op een handelsplatform. |
Code Pensioenfondsen | In deze per 1-1-2014 ingevoerde Code hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid normen geformuleerd voor ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code is de opvolger van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur van de Stichting van de Arbeid uit 2005. |
Collective defined contribution (CDC) | CDC staat voor collective defined contribution (collectieve beschikbare premieregeling). De deelnemer hieraan bouwt ieder jaar een stukje pensioen op. Hiervoor wordt jaarlijks een premie vastgesteld en betaald. Als deze beschikbare premie in een jaar, gemeten aan een geprojecteerd pensioen, onvoldoende is, bouwt de deelnemer dat jaar minder pensioen op. De werkgever legt dan dus geen extra premie in. De optelsom van alle stukjes pensioen die de deelnemer jaarlijks opbouwt, is het pensioen. |
Collectiviteitskring | Een of meerdere pensioenregelingen waarvoor een algemeen pensioenfonds een afgescheiden vermogen aanhoudt. |
Collectieve waardeoverdracht | Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken van een hele groep mensen (vaak alle werknemers van één werkgever). Een reden voor een collectieve waardeoverdracht kan zijn om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werkgever en werknemer van pensioenregeling wisselen. |
Contante waarde | Het bedrag dat op dit moment nodig is om in de toekomst een of meer betalingen te kunnen verrichten, waarbij rekening is gehouden met rente en actuariële grondslagen. |
Crisisplan | Sinds 1 januari 2015 zijn pensioenfondsen verplicht een financieel crisisplan op te stellen. Het doel van een financieel crisisplan is dat het fondsbestuur van tevoren inzichtelijk heeft op welk moment het fonds ‘in een crisissituatie’ zit en welke keuzes het op dat moment heeft om uit deze situatie te komen. Het voordeel van een financieel crisisplan is dat fondsbesturen in crisissituaties besluiten kunnen nemen waar van tevoren al is over nagedacht en waarvan van tevoren al is besproken of deze naar verwachting ook inzetbaar zijn en de effectiviteit is geanalyseerd. |
D | |
De Nederlandsche Bank (DNB) | DNB is de toezichthouder op de financiële soliditeit van financiële instellingen, onder andere van pensioenfondsen. Het toezicht op pensioenfondsen is geregeld in de Pensioenwet. DNB moet toestemming geven voor het oprichten van een pensioenuitvoerder. Voldoende financiële middelen en een deskundig en integer bestuur gelden hierbij als voorwaarden. Op basis van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet financieel toezicht controleert DNB de pensioenuitvoerders. |
Deelnemer | Een persoon die werk(gever) deelneemt in de pensioenregeling en zo pensioen opbouwt bij een pensioenfonds. Een actieve deelnemer bouwt nog pensioen op. Een gewezen deelnemer niet meer. |
Deelnemingsjaren | De jaren waarin een werknemer deelneemt aan een pensioenregeling, waardoor deze meetellen in de pensioenopbouw. |
Defined Benefit (DB) (uitkeringsovereenkomst) | Een pensioenregeling waarbij de hoogte van de uitkering van het pensioen vaststaat en de hoogte van de daarvoor benodigde pensioenpremies varieert. |
Defined Contribution (DC) (premieovereenkomst) |
Pensioenregeling waarin de hoogte van de uitkering afhankelijk is van de betaalde premie en de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten. Pas bij pensioneren wordt de hoogte van de pensioenuitkering vastgesteld. Deelnemers kunnen kiezen tussen een vaste (stabiele) en variabele uitkering. |
Dekkingsgraad | De verhouding tussen het vermogen van het pensioenfonds en de verplichtingen (de optelsom van de toegezegde pensioenen). |
Dekkingstekort | Een dekkingsgraad van 100% betekent dat een pensioenfonds precies evenveel beleggingen heeft als verplichtingen om alle (toekomstige) pensioenuitkeringen te kunnen betalen. Pensioenfondsen zijn verplicht om een dekkingsgraad te hebben van minimaal ongeveer 105%. Is de dekkingsgraad lager dan deze 105%, dan is er sprake van een dekkingstekort. Als een pensioenfonds zes meetmomenten achter elkaar (ongeveer vijf jaar) een dekkingstekort heeft, zal het pensioenfonds de pensioenaanspraken en –rechten moeten korten. |
Derde pijler pensioen | Individuele, niet aan arbeidsrelatie verbonden, vrijwillige pensioenvoorziening. Komt bovenop de eerste pijler (AOW) en tweede pijler (collectieve arbeidsgerelateerde pensioenregelingen). |
Derivaten | Een derivaat, ook wel afgeleid product, is een algemene benaming voor financiële producten waarvan de koers is gebaseerd op een andere, onderliggende belegging. Voorbeelden van derivaten zijn futures, warrants, swaps en opties. |
Doorsneepremie | Een doorsneepremie betekent dat alle deelnemers even veel (= een even groot % van hun salaris) bijdragen, ongeacht hun leeftijd, burgerlijke staat of geslacht. |
E | |
Eerste pijler pensioen | Wettelijk, voor iedereen gelijk, basispensioen (in Nederland de AOW). |
Eindloonregeling | Pensioenregeling waarin de hoogte van het ouderdomspensioen afhangt van het salaris dat de deelnemer direct voorafgaand aan de pensioendatum verdient. Is voor een groot deel vervangen door middelloonregeling. |
EMIR | De Europese verordening European Market Infrastructure Regulation (EMIR) legt – ook - aan pensioenfondsen verschillende verplichtingen op. De belangrijkste verplichting onder EMIR is de clearingplicht, die per 16 augustus 2017 ook zal gelden voor pensioenfondsen. Uitstel van de clearingplicht voor pensioenfondsen kan nog met 1 jaar worden verlengd tot augustus 2018, maar het is niet zeker of dit zal gebeuren. |
European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA) | EIOPA is de Europese toezichtautoriteit voor de verzekeringssector en de bedrijfspensioensector, gevestigd in Frankfurt. EIOPAis onderdeel van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht (ESFS), dat waarborgt dat Europese regelgeving adequaat wordt geïmplementeerd en toegepast. |
European Markets and Securities Authority (ESMA) | De Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA) heeft als missie het vergroten van de bescherming van de belegger en het bevorderen van stabiele en ordelijke financiële markten. |
Excedentregeling | Pensioenregeling waarmee extra pensioenaanspraken kunnen worden verworven boven de basisregeling, waarbij de twee pensioenregelingen betrekking hebben op hetzelfde dienstverband. |
F | |
Financieel toetsingskader (FTK) | Het Financieel toetsingskader (FTK) is het financiële toezichtregime. Het maakt deel uit van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het FTK is van toepassing op de financiële positie en het financiële beleid van pensioenfondsen. |
Fiscale faciliëring | In Nederland wordt tijdens het opbouwen van het pensioen, geen belasting geheven op de premies en het opgebouwde vermogen. Pas als het pensioen tot uitkering komt, worden belasting en premies geheven over de periodieke uitkeringen. Dit is de zogenoemde fiscale omkeerregel (artikel 11 Wet op de Loonbelasting). De Belastingdienst ziet de premies als uitgesteld loon. Een stimulans om pensioen op te bouwen, want bij uitkering geldt veelal een lager belastingtarief. |
Franchise | Het drempelbedrag waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, omdat de AOW hierin al voorziet. |
FTT | Binnen de EU wordt al enige jaren gesproken over een financial transaction tax, afgekort FTT, een belasting op financiële transacties. Nederland heeft zich daarbij altijd op het standpunt gesteld dat pensioenfondsen gevrijwaard moeten blijven van een FTT. |
G | |
Gegevensverstrekking | Door effectievere en efficiëntere gegevensuitwisseling tussen pensioenfondsen en andere belanghebbende organisaties worden kostenbesparingen en een beter contact met de deelnemers in een pensioenfonds gerealiseerd. Daarnaast is borging van privacy belangrijk bij gegevensuitwisseling. |
Gemengd bestuursmodel | Het bestuursmodel dat bestaat uit ‘uitvoerende’ en ‘niet-uitvoerende’ bestuurders en ook wordt aangeduid als ‘one tier-model’. De benoemingen vinden plaats op basis van een profielschets. In het gemengde bestuursmodel voeren de niet-uitvoerende bestuurders het intern toezicht uit. In het paritair gemengde model zijn de uitvoerende bestuurders voorgedragen door werkgevers en werknemers of hun representatieve organisaties en zijn de niet-uitvoerende bestuurders onafhankelijk. In dit model wordt ook een verantwoordingsorgaan ingesteld. In het onafhankelijk gemengde model zijn ten minste twee bestuursleden benoemd en zijn zowel de uitvoerende bestuursleden als de niet-uitvoerende bestuursleden onafhankelijk. In dit model wordt een belanghebbendenorgaan ingesteld. In het omgekeerd gemengde model bestaat het uitvoerende deel van het bestuur uit ten minste twee bestuursleden die onafhankelijk zijn. De niet-uitvoerende bestuursleden worden voorgedragen door werknemers en werkgevers of hun representatieve organisaties. Daarnaast is in dit model verplicht een onafhankelijk voorzitter benoemd en wordt een auditcommissie ingesteld (artikel 28 van het Uitvoeringsbesluit Pensioenwet en verplichte beroepspensioenregeling). |
Geregistreerd partnerschap | Een bij de burgerlijke stand geregistreerde partner wordt voor pensioenrechtelijke zaken gelijkgesteld met een huwelijkspartner. |
Geschiktheid als pensioenfondsbestuurder of medebeleidsbepaler | Om als bestuurder van een pensioenfonds goed te kunnen functioneren, is deskundigheid nodig op een aantal kennisgebieden, waaronder vermogensbeheer en risicomanagement. De kennisgebieden zijn omschreven in de beleidsregel Geschiktheid van DNB uit 2012. De geschiktheid van een bestuurder om te besturen wordt behalve door kennis ook bepaald door competenties en professioneel gedrag, |
Gewezen deelnemer (slaper) | Werknemer of beroepsbeoefenaar waarvan de actieve deelname als premiebetaler in een pensioenregeling vóór de pensioendatum is beëindigd (bijvoorbeeld door ontslag of de keuze voor een andere loopbaan), anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, en voor wie pensioenaanspraken worden bewaard. |
Goed pensioenfondsbestuur | Met de ’Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ droeg de Stichting van de Arbeid bij aan de verbetering van de kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid van pensioenuitvoerders, door zorgvuldig bestuur, verantwoording, intern toezicht, deskundigheid, openheid en communicatie. In 2013 zijn de Principes voor goed pensioenfondsbestuur vervangen door de Code Pensioenfondsen. De Code bevat normen over het functioneren van de verschillende bestuurlijke organen binnen een pensioenfonds en gaat ook uitgebreid in op daaraan gekoppelde thema’s als benoemingen en zittingstermijnen. Ook onderwerpen als integraal risicomanagement, beloningen, diversiteit en verantwoord beleggen komen aan bod. Met de code wordt beoogd de verhoudingen binnen het pensioenfonds en de communicatie met de belanghebbenden transparanter te maken en bij te dragen aan het versterken van ‘goed pensioenfondsbestuur’. |
H | |
Haalbaarheidstoets | De meeste pensioenfondsen hebben de ambitie om de pensioenen aan te passen aan de inflatie. Met de haalbaarheidstoets kan het pensioenfonds beoordelen of het deze ambitie met voldoende zekerheid kan waarmaken. De wijze waarop de haalbaarheidstoets uitgevoerd moet worden, is geheel voorgeschreven door de DNB. DNB publiceert tevens de beleggingsrendementen en inflatie- en renteverwachting waarmee gerekend moet worden. Als het fonds niet slaagt voor de toets, moet het bestuur in overleg treden met de betrokken sociale partijen. |
Herstelplannen | Een herstelplan is een plan van aanpak waarin pensioenfondsen laten zien welke maatregelen zij nemen om de dekkingsgraad te verbeteren. Hiervoor kunnen de volgende zaken worden ingezet: het verminderen/stoppen van de indexatie, het verhogen van de premies, het aanpassen van de beleggingen, het verlagen opbouw van pensioenrechten en pensioenuitkeringen. |
Honderd procent-norm | Het totale ouderdomspensioen, inclusief de AOW, mag fiscaal gezien niet meer zijn dan 100% van het pensioengevend salaris. Het meerdere wordt zwaarder belast. |
Hoog/laag-constructie | Constructie met variabele uitkeringshoogtes van het pensioen, waarbij het pensioen eerst hoger en daarna lager is dan het reglementaire pensioen, of omgekeerd. Op grond van fiscale wetgeving is een variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van maximaal 100:75 toegestaan. |
I | |
IAS19 | IAS19 staat voor International Accounting Standard 19. IAS19 is de internationale accountancy standard die beschrijft hoe beursgenoteerde ondernemingen hun pensioenverplichtingen op de balans moeten opnemen. |
Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) | De pensioensector werkt toe naar een IMVO-convenant. De te maken IMVO-afspraken zijn erop gericht om bij te dragen aan het waarborgen van een goed en betaalbaar pensioen, een stabiele economie en een duurzame wereld. In het traject voor het maken van IMVO-afspraken wil de pensioensector actief de overheid en maatschappelijke organisaties betrekken. Het doel is om te komen tot betere samenwerking en meer informatie-uitwisseling, zodat er verdere stappen gezet kunnen worden in de dagelijkse praktijk van verantwoord beleggen bij pensioenfondsen. |
Indexatie | Verhoging van het pensioen met een percentage gelijk aan bijvoorbeeld de inflatie of de loonstijging. Doorgaans wordt dit indexatie genoemd; in wettelijke termen is sprake van toeslagverlening. |
Internationale waardeoverdracht | Waardeoverdracht van pensioenrechten aan een in het buitenland gevestigde toegelaten verzekeraar. |
Inkomenstoets | Hiermee wordt aangegeven dat een bepaalde uitkering inkomensafhankelijk is; een uitkeringsinstantie beoordeelt of eventueel inkomen (uit arbeid of uit andere inkomsten) op de uitkering in mindering moet worden gebracht. Anw-uitkeringen en de partnertoeslag van de AOW zijn voorbeelden van inkomensafhankelijke uitkeringen. |
Intern toezicht | Het doel van intern toezicht is het kritisch volgen van het functioneren van het pensioenfondsbestuur door onafhankelijke deskundigen. Dit toezicht maakt deel uit van de Code Pensioenfondsen. Intern toezicht wordt vanaf de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen uitgevoerd door een:
|
IORP | Europese Pensioenfondsenrichtlijn (Institutions for Occupational Retirement Provision). Europa wil een goed functionerende interne markt. Dat betekent goed functionerende pensioenfondsen en de mogelijkheid pensioen in de ‘tweede pijler’ (kapitaalgedekt, arbeidsgerelateerd) over de landsgrenzen heen aan te bieden. Daartoe ontwierp de EU in 2003 de huidige pensioenfondsenrichtlijn (IORP I), die regels geeft waaraan pensioenfondsen moeten voldoen. De Europese Commissie heeft met de herziening van de richtlijn (IORP II) als doel gehad om grensoverschrijdende activiteiten van pensioenfondsen verder te stimuleren (pensioenfondsen blijven wel onder nationaal toezicht vallen), pensioenen veiliger te maken door het stimuleren van risico-gebaseerd toezicht en om het bestuur (governance) en transparantie te verbeteren. |
J | |
K | |
Kapitaaldekking | Manier om pensioenaanspraken te financieren. De pensioenpremies worden gespaard en belegd. Voor iedere deelnemer bouwt het pensioenfonds zo kapitaal op dat nodig is om later het pensioen uit te betalen. De Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling verplichten de pensioenfondsen om de pensioenen op basis van kapitaaldekking te financieren. |
Kostendekkende premie | Pensioenfondsen moeten een kostendekkende premie hanteren. Dit betekent dat de pensioenpremie hoog genoeg moet zijn om de onvoorwaardelijke en - in voorkomende gevallen - voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de langere termijn na te komen. In deze premie zit ook een opslag voor solvabiliteit, een opslag voor uitvoeringskosten en de actuarieel benodigde premie voor het voorwaardelijk deel van de pensioenovereenkomst. |
L | |
Langlevenrisico | Het langlevenrisico is het risico dat een pensioenfonds of verzekeringsmaatschappij loopt dat een verzekerde persoon langer leeft dan op basis van de gehanteerde levensverwachting wordt verwacht. Dit risico doet zich met name voor bij ouderdomspensioenen. Een ouderdomspensioen wordt vaak levenslang uitgekeerd. Op het moment dat iemand dan langer leeft dan vooraf ingeschat, betekent dit dat er meer pensioen uitgekeerd moet worden dan vooraf verwacht. Het langlevenrisico wordt in veel situaties gedragen door het pensioenfonds. |
M | |
Middelloonregeling | Bij de middelloon- of opbouwregeling wordt het pensioen berekend over het gemiddelde van alle pensioengrondslagen gedurende de diensttijd. |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) | Departement met als belangrijkste taak het stimuleren van werkgelegenheid, moderne arbeidsrelaties en een activerende sociale zekerheid. Wet- en regelgeving over pensioenen wordt veelal vanuit dit departement gecoördineerd. Dit geldt voor de Pensioenwet, en de op die wet geënte uitvoeringsregelingen. |
Monitoringcommissie Code Pensioenfondsen | De Monitoringcommissie Code Pensioenfondsen monitort jaarlijks de naleving van de Code Pensioenfondsen, die normen bevat voor goed pensioenfondsbestuur. |
N | |
Nabestaandenpensioen (NP) | Pensioen dat - doorgaans levenslang - wordt uitgekeerd aan de partner (of kinderen) van de overleden deelnemer aan een pensioenfonds. Verzamelnaam voor weduwen-, weduwnaars-, wezen- en partnerpensioen. |
Niet-uitvoerende bestuurders | De bestuurders binnen een zogeheten monistisch of one-tier bestuursmodel. In de Pensioenwet wordt deze variant mogelijk gemaakt in het ‘gemengde bestuursmodel’. Daarbij wordt het bestuur gevormd door uitvoerenden – zij die het dagelijks beleid bepalen &ndndash; en niet-uitvoerenden – zij die toezicht houden op degenen die het dagelijks beleid bepalen - waarbij verschillende varianten mogelijk zijn:
|
O | |
Ombudsman Pensioenen | Onafhankelijke instantie die klachten en geschillen behandelt van consumenten over de uitvoering van een bij een pensioenfonds of verzekeraar ondergebracht pensioenreglement. De Ombudsman Pensioenen neemt klachten in behandeling nadat de interne klachtenprocedure van een pensioenfonds of pensioenverzekeraar is doorlopen. |
Omkeerregel | Niet de aanspraken op grond van een pensioenregeling horen tot het fiscaal belastbare loon, maar de pensioenuitkeringen. Dit betekent dat niet de pensioenaanspraak wordt belast, maar de te zijner tijd te ontvangen pensioenuitkering. |
Omslagstelsel | Financieringsvorm waarbij de werkenden premies betalen, waarmee op hetzelfde moment uitkeringen aan pensioengerechtigden worden betaald. In Nederland wordt het omslagstelsel onder meer toegepast voor de financiering van de AOW. De Pensioenwet staat omslagdekking voor tweede pijler pensioenen. |
Ondernemingspensioenfonds | Een ondernemingspensioenfonds voert de pensioenregeling(en) van één onderneming uit. |
One tier board | Zie hiervoor de omschrijving van een gemengd bestuursmodel. |
Ontslag | Beëindiging van het dienstverband anders dan door overlijden of pensionering, waardoor het deelnemerschap aan de pensioenregeling wordt beëindigd. |
Opbouwpercentage | Het percentage van de pensioengrondslag dat per jaar aan pensioen voor een middelloon- of eindloonregeling wordt opgebouwd. |
Ouderdomspensioen | Het bedrag waarop degene die deelneemt of heeft deelgenomen aan een pensioenregeling, aanspraak kan maken wanneer hij/zij de reglementair gerechtigde pensioenleeftijd heeft bereikt. |
Overdrachtswaarde | De ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten. |
P | |
Paritair | Organisatorische samenstelling waarin werkgevers en werknemers (of hun afgevaardigden) op gelijke wijze vertegenwoordigd zijn. |
Paritair bestuursmodel | Het bestuursmodel waarbij werkgevers en werknemers of hun vertegenwoordigers op basis van een vastgesteld profiel voordrachten doen aan het bestuur voor benoeming in het bestuur. Een of meer van de zetels aan de werknemerszijde wordt ingevuld namens de pensioengerechtigden die rechtstreeks of getrapt wordt gekozen door de pensioengerechtigden. Het paritaire model wordt vaak (maar niet verplicht zoals in het omgekeerde gemengde model) aangevuld met een onafhankelijk of een technisch voorzitter van het bestuur. Voor bedrijfstakpensioenfondsen geldt een verplichte raad van toezicht en na de invoering van de Verzamelwet pensioenen 2017 geldt voor grote ondernemingspensioenfondsen (meer dan een miljard euro belegd vermogen) deze verplichting ook. Ook voor algemene pensioenfondsen die kiezen voor het paritaire model moet een raad van toezicht worden ingesteld. Het paritaire model kent sinds de Wet versterking bestuur pensioenfondsen een verantwoordingsorgaan dat de direct belanghebbenden een aantal adviesbevoegdheden geeft. Daarnaast legt zowel het intern toezicht als het bestuur verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan. |
Partnerpensioen | Nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner met wie een ongehuwde deelnemer aan een pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert. |
Pensioen | Verzamelnaam voor periodieke uitkeringen (meestal maandelijks), die het vroegere salaris vervangen in geval van ouderdom, overlijden van partner of ouder of arbeidsongeschiktheid. Gemeenschappelijk kenmerk is dat de uitbetaling van het pensioen eindigt zodra de rechthebbende is overleden (behalve bij nabestaandenpensioen) en dat de opbouw ervan plaatsvindt in verband met het verrichten van arbeid. |
Pensioen(gevend) salaris | Het salaris en alle overige beloningselementen waarover pensioen wordt opgebouwd. |
Pensioendatum | De datum waarop volgens de pensioenregeling het ouderdomspensioen ingaat. |
Pensioenfonds | Een stichting waarin voor de veiligstelling van de pensioenaanspraken, die voortvloeien uit een pensioenregeling, gelden worden bijeengebracht. Er zijn bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen, beroepspensioenfondsen en algemene pensioenfondsen. Pensioenfondsen staan onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). |
Pensioengrondslag | De pensioengrondslag is het bedrag waarover het pensioen wordt berekend. De pensioengrondslag bestaat uit het salaris min de franchise. De eigen bijdrage is vaak uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. Bij beroepsgenoten is de pensioengrondslag vaak het bruto beroepsinkomen ofwel de omzet van de ondernemer zonder aftrek van kosten. |
Pensioenjaar | Het jaar dat een werknemer deelneemt aan een pensioenregeling, waardoor het jaar meetelt in de pensioenopbouw. |
Pensioenovereenkomst | Dat wat tussen een werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen. |
Pensioenregeling | Een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst. Indien de bijdragende onderneming zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland: een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden. |
Pensioenreglement | De door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling waarin de rechten en plichten van de deelnemer en de pensioenuitvoerder zijn beschreven. |
Pensioenrichtleeftijd | In de fiscale wetgeving is een leeftijd geïntroduceerd om een richtlijn te geven tot wanneer premies betaald moet worden om je pensioenkapitaal op te bouwen, de pensioenrichtleeftijd, ook wel pensioenrekenleeftijd genoemd. De pensioenrichtleeftijd gaat per 1 januari 2018 naar 68 jaar. Bij het berekenen van de pensioenuitkering wordt uitgegaan van de pensioenopbouw. Bij het vaststellen van de premie en het berekenen van de toekomstige pensioenuitkering wordt ervan uitgegaan dat het pensioen (vanaf 1/1/2018) ingaat op 68 jarige leeftijd, de pensioenrichtleeftijd. De pensioenrichtleeftijd wordt dus gebruikt voor de bepaling van de hoogte van de maximale fiscale pensioenopbouw voor het ouderdomspensioen |
Pensioenuitvoerder | Een beroepspensioenfonds, ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds, een algemeen pensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft in Nederland. |
Pensioenuitvoeringsorganisatie | Een pensioenuitvoeringsorganisatie voert in opdracht van een of meerdere pensioenfondsen een aantal werkzaamheden uit. Bijvoorbeeld de administratie van de pensioenaanspraken, de communicatie met de deelnemers, het verzorgen van de uitbetaling van pensioenen, etc. |
Premiedekkingsgraad | De hoogte van de feitelijke betaalde pensioenpremie als percentage van de kostendekkende premie. |
Premievrije voortzetting | Als iemand (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA (Wet inkomen naar arbeidsvermogen), dan is het vaak mogelijk om toch pensioen te blijven opbouwen bij een pensioenfonds. In een dergelijk geval betaalt het pensioenfonds daarvoor een deel van de pensioenpremie. Dat wordt premievrije deelname of voorzetting genoemd. |
Private equity | Private equity betekent letterlijk privaat vermogen. Het is de benaming voor investeerders die buiten de aandelenbeurs om bedrijven financieren. Een beursgenoteerd bedrijf kan extra aandelen uitgeven op de beurs als het geld nodig heeft, een niet-beursgenoteerd bedrijf kan dat niet. Als een dergelijk bedrijf geld nodig heeft kan het deze ophalen bij een bank of bij private investeerders. Private equity fondsen zijn gericht op de lange termijn (gemiddeld 5 jaar) en direct betrokken bij de bedrijfsvoering van hun investeringen. Zij kijken naar de onderliggende, structurele waardecreërende potentie van een bedrijf. |
Projectierente | Discontovoet waarmee gerekend wordt bij de bepaling van de hoogte van de uitkering bij een variabele uitkering. |
Q | |
R | |
Raad van toezicht | De raad van toezicht bij pensioenfondsen is een van de mogelijke vormen van intern toezicht en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke personen die op basis van een profielschets van de raad worden benoemd door het bestuur. De raad van toezicht ziet er op toe dat het bestuur doet wat het moet doen en zich daarbij aan de wet houdt. De raad heeft wettelijke goedkeuringsrechten bij een aantal bestuursbesluiten en is daardoor medebeleidsbepaler van het bestuur. De raad van toezicht kan een benoeming beletten als deze niet overeenstemt met de profielschets. Ook kan de raad van toezicht het bestuur ontslaan bij disfunctioneren. |
Rekenrente | De rekenrente is de risicovrije rente (rendement) waar pensioenfondsen maximaal mee mogen rekenen als ze berekeningen voor de toekomst maken. DNB schrijft voor met welke rente pensioenfondsen mogen rekenen. |
Rendement | Het positieve of negatieve resultaat dat een pensioenfonds, vermogensbeheerder of verzekeringsmaatschappij behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen uit premies en eerder behaald rendement. |
Renterisico | Het renterisico houdt in dat door veranderingen in rentestand de resultaten van het pensioenfonds veranderen. |
Risicomanagement | De taak van het risicomanagement binnen een organisatie is risico’s voor de integere en beheerste bedrijfsvoering te identificeren en maatregelen te nemen voor de beheersing ervan. Risicomanagement is nooit ‘af’, het is een continu proces. |
RJ | RJ staat voor Raad voor de Jaarverslaggeving. Deze raad doet uitingen die controlerend accountants bij hun werkzaamheden gebruiken. De raad laat zich adviseren in werkgroepen. |
RJ 271 | De richtlijn 271.3 van de Raad voor de Jaarverslaglegging is sinds 1 januari 2010 van kracht. Hierin wordt afstand genomen van de strikte scheiding tussen DB- en DC-verslagleggingsregels. In de nieuwe RJ 271 wordt gekeken naar het risico dat een bedrijf loopt ten opzichte van het pensioenfonds. Dit wil zeggen dat de uitvoeringsovereenkomst tussen bedrijf en fonds leidend is voor de pensioenverplichting die het bedrijf op de balans moet opnemen. |
RJ 610 | RJ 610 verwijst naar een uiting met nummer 610 die de Raad voor de Jaarverslag uitbracht. Richtlijn 610 is van toepassing op pensioenfondsen en is van kracht voor verslagjaren die aanvangen op of na 1 januari 2016. |
S | |
Shoprecht | Recht van de deelnemer om een annuïteit aan te kopen bij een pensioenuitvoerder anders dan waar het vermogen is opgebouwd. |
Sociaal Economische Raad (SER) | Adviesorgaan van de regering op sociaal en economisch gebied. De SER is samengesteld uit 11 werknemersvertegenwoordigers, 11 werkgevers-/ondernemersvertegenwoordigers en 11 kroonleden. |
Solvabiliteit | Het vermogen van de pensioenuitvoerder om op langere termijn aan verzekerings- of pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. |
Stichting Pensioenregister (SPR) | Stichting die uitvoering geeft aan artikel 51 van de Pensioenwet. Het Pensioenregister geeft aan deelnemers inzicht in het totaal aan 1ste en 2de pijler pensioen. |
Stichting van de Arbeid (STAR) | Overlegorgaan van werkgevers en werknemers in Nederland. Hierin worden actuele thema's op het gebied van arbeidsvraagstukken en arbeidsverhoudingen besproken. Deze besprekingen kunnen uitmonden in nota's en verklaringen met aanbevelingen aan werkgevers en vakbonden die in bedrijfstakken en ondernemingen collectieve arbeidsovereenkomsten afsluiten. Ook adviseert de Stichting desgevraagd de overheid over bepaalde onderwerpen op dit terrein. |
T | |
Toeslagverlening | Verhoging van het pensioen met een percentage gelijk aan bijvoorbeeld de inflatie of de loonstijging. Doorgaans wordt dit indexatie genoemd; in wettelijke termen is sprake van toeslagverlening. |
Toezichthouders | Er zijn vier organisaties die toezicht houden op pensioenfondsen en -verzekeraars. De Nederlandsche Bank (DNB), de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) hebben hun eigen toezichtgebied. |
Tweede pijler pensioen | Collectieve, aan werk(gever) verbonden, pensioenvoorziening. |
U | |
Uitkeringsovereenkomst (DB) | Een overeenkomst tussen de deelnemer en de werkgever, waarbij deze laatste een pensioenuitkering op pensioendatum toezegt, meestal gebaseerd op het middelloon. |
Uitkeringsregeling | Een pensioenregeling inzake een vastgestelde pensioenuitkering. |
Uitruil | De mogelijkheid voor deelnemers om te kiezen tussen nabestaandenpensioen of een hoger (of eerder ingaand) ouderdomspensioen. |
Uitvoeringskosten | Er worden drie kostensoorten onderscheiden: de kosten van het pensioenbeheer, de kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten. Transactiekosten zijn onderdeel van het vermogensbeheer. |
Uitvoeringsorganisatie | Een uitvoeringsorganisatie, ook wel pensioenuitvoeringsbedrijf genoemd, voert een of meerdere pensioenregelingen uit voor een of meerdere pensioenfondsen. Het bestuur van een pensioenfonds blijft verantwoordelijk, ook voor uitbestede diensten zoals pensioenadministratie en vermogensbeheer. |
Uitvoeringsovereenkomst | De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder over de uitvoering van één of meer pensioenovereenkomsten of de overeenkomst tussen de beroepspensioenvereniging en de pensioenuitvoerder over de uitvoering van de beroepspensioenregeling. |
Uniform pensioenoverzicht (UPO) | Het UPO is een overzicht van de pensioenaanspraken. Actieve deelnemers krijgen ieder jaar een UPO. Gewezen deelnemers ontvangen dit overzicht één keer in de vijf jaar. Pensioenfondsen en verzekeraars zijn verplicht deelnemers van adequate informatie te voorzien over de opbouw van hun pensioen. De pensioenkoepels hebben daartoe de zogenoemde UPO-modellen ontwikkeld. Op de website www.uniformpensioenoverzicht.nl staan alle beschikbare UPO-modellen met toelichtingen en handleidingen. |
UWV | Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze instantie voert de wettelijke sociale verzekeringen uit op het gebied van werkloosheid (WW) en arbeidsongeschiktheid (WAO, WIA, Wajong). |
V | |
Variabele uitkering | Met een variabel pensioen wordt niet in één keer het volledige opgebouwde bedrag aangewend voor het pensioen, maar wordt er doorbelegd na pensioendatum. Het pensioen kan hierdoor ieder jaar hoger (maar ook lager) uitvallen dan bij een vaste uitkering. De hoogte van het variabele pensioen wordt naast de beleggingsresultaten ook door de marktrente bepaald. |
Verantwoord beleggen | Bij verantwoord beleggen worden, naast de criteria rendement en risico, ook de gevolgen voor mens en milieu meegewogen in de investeringsbeslissingen. Verantwoord beleggen wordt ook wel maatschappelijk verantwoord beleggen, duurzaam beleggen of ethisch beleggen genoemd. |
Verantwoordingsorgaan | Het verantwoordingsorgaan is een orgaan waar het bestuur verantwoording aan aflegt en waarin de actieve deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd. Gewezen deelnemers kunnen ook in het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigd zijn. |
Verevening pensioenrechten bij scheiding | Dit betreft de verdeling van het ouderdomspensioen tussen de ex-partners die bij een scheiding betrokken zijn. Het gaat om het pensioen dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. In plaats van verevening kunnen ex-partners kiezen voor conversie op het leven van de ex-partner. Daarbij wordt een zelfstandig ouderdomspensioen aan de ex-partner toegekend. |
Verplichtstelling | Beschikking die aan bedrijven de verplichting oplegt om deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds. De minister van SZW kan zo’n beschikking treffen na een verzoek van een naar zijn oordeel voldoende representatieve vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven in een bepaalde bedrijfstak (sociale partners). Alvorens een verplichtstellingsbeschikking te treffen, overlegt de minister van SZW met onder andere de Sociaal Economische Raad (SER) en De Nederlandsche Bank (DNB). Op de website van het ministerie van SZW staat een overzicht van alle besluiten tot verplichtstellingen voor bedrijfstakpensioenfondsen. |
Visitatiecommissie | De visitatiecommissie bij pensioenfondsen maakt geen onderdeel uit van de organisatie van het fonds en is tegelijkertijd een wezenlijke invulling van het bestuursmodel waarbij ten minste drie onafhankelijke deskundigen jaarlijks een rapport over het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds opstellen. De visitatiecommissie houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie is in ieder geval belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en de werkgever, het belanghebbendenorgaan en in het bestuursverslag. |
W | |
Waardeoverdracht | Wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt (bijvoorbeeld omdat hij of zij een nieuwe baan heeft), kan de werknemer het pensioen uit de oude pensioenregeling overzetten naar de nieuwe pensioenregeling. Dit heet een waardeoverdracht. |
Waardevast pensioen | Pensioenaanspraken zijn waardevast als zij na ingang of premievrijmaking jaarlijks worden verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee een bepaalde prijsindex in een bepaalde periode is gestegen of gedaald. Pensioenaanspraken worden welvaartsvast door koppeling aan de loonindex. |
Welvaartsvast pensioen | Pensioenaanspraken zijn welvaartsvast als zij na ingang of premievrijmaking jaarlijks worden verhoogd of verlaagd met het percentage waarmee een bepaalde loonindex in een bepaalde periode is gestegen of gedaald. |
Wet versterking bestuur pensioenfondsen | De Wet versterking bestuur pensioenfondsen werd op 9 juli 2013 aangenomen door de Eerste Kamer. Deze wet trad in werking per 1 juli 2014. De wet beoogt het:
|
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) | De WIA heeft betrekking op werknemers die sinds 1 januari 2004 voor meer dan 35% arbeidsongeschikt raken. De pensioenopbouw tijdens de WIA is niet wettelijk geregeld. Ieder pensioenfonds heeft zijn eigen regeling voor pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. |
Wezenpensioen | Een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een kind tot wie de overleden werknemer of gewezen werknemer als ouder in familierechtelijke betrekking stond of voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer dan wel de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot. |
Witteveenkader | In het zogenoemde Witteveenkader is de begrenzing bepaald van de fiscale faciliëring van de pensioenopbouw. Het Witteveenkader bevat 3 parameters: de pensioenrichtleeftijd, de minimum-franchise en het jaarlijkse maximale opbouwpercentage. |
X | |
Y | |
Z | |
ZZP’er | Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) zijn personen die arbeid verrichten voor eigen rekening of risico
|